Overgave op comando – Nadia de Vries

 Overgave op commando

Omschrijving

Schelvis groeit op onder de rook van de staalfabriek in een dorp aan de kust. De fabriek of het distributiecentrum: dat zijn de keuzes voor later. Het is werk op plekken zonder ramen, gedicteerd door de klok. Maar Schelvis droomt van een ander lot: niet langer een dienaar zijn, maar een meester.

Lukt het Schelvis om los te breken? Hoe radicaal moet je daarvoor zijn? Overgave op commando gaat over het verschil tussen mensen die hun lot mogen kiezen en mensen die hun lot moeten ondergaan. Over dorpelingen en dagjesmensen. Over hoe geweld zo terloops gepleegd wordt – als het de ander raakt. En over meeuwen. Een carnavaleske, satirische, heftige, grote, kleine roman over klasse en lotsbestemming.

Nadia de Vries, een van de spannendste jonge stemmen in de letteren: “Natuurlijk zouden we allemaal het liefst op een hei wonen en bessen eten, maar zo werkt het niet”

https://www.standaard.be/media-en-cultuur/boeken/nadia-de-vries-een-van-de-spannendste-jonge-stemmen-in-de-letteren-natuurlijk-zouden-we-allemaal-het-liefst-op-een-hei-wonen-en-bessen-eten-maar-zo-werkt-het-niet/83585022.html



De plek

In de reeks ‘De plek’ zoeken we auteurs en hun landschap op, om over hun schouder mee te kijken naar wat ze zien wanneer ze schrijven. Nadia de Vries (1991) is dichter en schrijver en redacteur van het tijdschrift nY. Haar romandebuut De bakvis prijkte op de longlist van de Libris en de Boekenbon Literatuurprijs. Overgave op commando verscheen dit voorjaar bij Pluim. In september verschijnt bij Oevers de novelle Magenta.

Lees hier alle afleveringen van ‘De plek’.

“Voor mensen die op een vakantiebestemming wonen is de zomer een dubieuze tijd.” Dat schrijft de Nederlandse Nadia de Vries in een recente column voor het online kunsttijdschrift Mister Motley over Margate, het kuststadje waar kunstenaar Tracey Emin opgroeide. Maar ze had het evengoed over Wijk aan Zee kunnen hebben, het dorp geprangd tussen staalfabriek en strand waar ze het grootste deel van haar leven woonde – haar kinderkamer keek uit op de fabriek. “Ik vond dat troostend, voor mij waren die torens synoniem met thuis.”

Het dorp werd het decor van Overgave op commando, haar jongste roman over sociale klasse en het lot. Sommige mensen mogen hun lot kiezen (de dagjesmensen, de vakantiegangers met zomerhuisjes) terwijl anderen (de dorpelingen) het moeten ondergaan. Voor hen is het leven één lange overgave op commando. Hoofdpersonage Schelvis – man of vrouw, dat is niet helemaal duidelijk – en hun vrienden gaan naar een ‘speciale’ school, “niet omdat wij zo bijzonder waren, maar omdat het systeem ons onbruikbaar had geacht”. Ze leren er brood bakken, vogelhuisjes timmeren, een muur metselen. “We werden, met andere woorden, voorbereid om dienstbaar te zijn.” Het hoeft dus niet te verbazen dat Schelvis droomt van een ander leven, Schelvis wil “een Iemand worden”. Op naar de grote stad dus.

Ook Nadia de Vries wilde een Iemand worden, een Schrijver, meer bepaald. Ze groeide op in een arbeidersmilieu, maar ze wilde de literatuur in, dus vertrok ze uit Beverwijk, de gemeente waarvan Wijk aan Zee de badplaats is. Ze ging naar Amsterdam, waar ‘het’ allemaal zou gebeuren. En inderdaad, na enkele avonden in Perdu, een plaats voor literaire experimenten en performances, werd ze gevraagd om een tekst te schrijven voor het tijdschrift nY. Prompt kreeg ze een boekencontract aangeboden bij uitgeverij Pluim. “Op basis van één tekst kreeg ik een contract, krankzinnig eigenlijk. Het was een droom die uitkwam.”

© Sanne De Wilde© Sanne De Wilde

In 2019 verscheen Kleinzeer, een bundel essays over “de onzichtbare wereld van ziekte”. Drie jaar later volgde de roman De bakvis, over pubermeisjes, onschuld en transgressie. En nu is er dus het fantastische Overgave op commando, waarin “onze Held” Schelvis te maken krijgt met extreem geweld en uitsluiting, maar toch telkens weer barst van de levenslust. “Er braken goede tijden aan.” De Vries bewijst nogmaals dat ze een van de spannendste jonge stemmen is in de Nederlandstalige letteren.

Wreed

“Onder een grijze, koude hemel is de zee wreed en onaantrekkelijk”, schreef De Vries in haar online column. Wanneer wij met haar op het strand van Wijk aan Zee lopen, is het tegendeel waar. Het is een atypisch hete augustusdag. Een vader en een zoon bouwen een zandkasteel, kinderen spelen volleybal, overal zien we zonnekloppers en zwemmers. En in de verte doemt Tata Steel op, de fabriek die staal maakt voor de auto-industrie. Grote witte rookpluimen kronkelen de lucht in.

Op dit strand hing De Vries als tiener en jonge twintiger eindeloos rond, om te drinken met vrienden, te zoenen met vriendjes of om naar muziek te luisteren op haar discman. Maar intussen voelt deze plek niet meer als thuis. “Begin 2015 verhuisde ik naar Amsterdam. Ik ben hier dus precies tien jaar weg.”

Hoe is het om hier te zijn?

“Nu ik al zo lang in Amsterdam woon, kan ik deze plek weer waarderen, maar toen ik hier wegging, was ik helemaal klaar met Wijk aan Zee. Ik dacht: ik ga schrijver worden, dag allemaal!”

“Toen ik het huis van mijn moeder uit was, woonde ik met mijn toenmalige vriend eerst nog in de gemeente Beverwijk, in een eengezinswoning. Die was heel goedkoop: voor 400 euro huurden we twee verdiepingen, riant voor iemand van twintig. Maar toen gingen ze het huis slopen – het begin van de gentrificatie. Onze wijk stond bekend als een slechte buurt, er werd gedeald, dus ze wilden het daar ‘gezinsproof’ maken. Ze hebben woningen afgebroken, en precies dezelfde weer gebouwd, maar dan voor drie keer zo veel huur, zodat er een ander segment van mensen kwam wonen.”

“Als ik had gewild, kon ik een andere woning in de buurt krijgen, maar ik wilde naar Amsterdam. Dus verhuisde ik van die maisonnette van twee verdiepingen in Beverwijk naar een kamertje van twintig vierkante meter in Amsterdam, waar ik bijna twee keer zo veel voor betaalde. Maar ik was wel in Amsterdam, dat voelde fantastisch.”

Ter compensatie voor de sloop kreeg je 7.000 euro, daarmee ging je naar New York.

“Ik liet bij een drukker in Amstelveen dichtbundels drukken, kocht bij de Hema een grote pot snoep en trok daarmee naar New York. Ik liep langs alle indie boekenwinkels in Brooklyn om ze een handje snoep én mijn bundel aan te bieden.”

“Het waren gunstige tijden: het waren de Alt Lit-jaren (alternative literature, red.), met veel kleine uitgeverijen, DIY. Het was toen juist cool als je niet bij een grote uitgeverij zat.”

Je wilde schrijver worden en probeerde het tegelijk in het Engels en het Nederlands?

“Eerst had ik helemaal geen ambitie om in het Nederlands te schrijven. Door mijn ziekte zat ik van jongs af aan veel binnen. (Toen ze elf was, kreeg De Vries te horen dat ze een zeldzame bloedziekte had die zich kon ontwikkelen tot leukemie, red.) Dus surfte ik veel op het internet, mijn verbeeldingswereld speelde zich daar af, in het Engels. Ook de boeken die ik las, waren Engelstalig.”

“Ik volgde vmbo (voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs, red.), de laagste richting middelbare school die je in Nederland hebt. Het vak literatuur hadden we niet. Maar ik had interesse in schrijven, dus wist ik dat ik mezelf moest opleiden. Ik ging wat rondsurfen en vond een lijst: ‘40 novels to read before you die’. Die las ik systematisch: Lord of the flies, 1984, alle Engelstalige klassiekers van de twintigste eeuw.”

“Later vond ik dus de Alt Lit-beweging, met Tao Lin, Marie Calloway, Melissa Broder. Ik bestelde allerlei boekjes bij kleine uitgeverijen. Daar wilde ik bij horen, dus stuurde ik mijn poëzie in het Engels op. Die werd geaccepteerd in een aantal tijdschriften – niet dat het heel prestigieus was, maar ik vond het spannend om bij zo’n schrijversgemeenschap te horen.”

In een radio-interview zei je over Beverwijk: “Ik heb hier tot mijn achttiende gewacht als een gevangene.”

“De typische Beverwijker is vrij star en niet met gevoelens bezig. Als tiener was ik ernstig ziek en voor de dingen waar ik mee zat, was er helemaal geen ruimte. Ik heb echt haat gevoeld voor de mensen om me heen. Typisch voor een tiener misschien, maar ik voelde me niet gezien als mens. Ik moest weg.”

“Op mijn achttiende schreef ik me in voor alle mogelijke sociale woningen. Het duurde nog tot mijn 23ste voordat ik er een kreeg, maar toen ging ik weg en keek ik niet meer om.”

© Sanne De Wilde© Sanne De Wilde

Toch lijkt Overgave op commando een vreemd soort ode aan deze plek.

“In januari 2022 was ik met iemand aan het daten en ik wilde hem graag laten zien waar ik vandaan kwam. We wandelden over het strand, het was winter, ijskoud, en ik dacht: het is hier eigenlijk best mooi. Ik keek natuurlijk met verliefde ogen.”

“Toen begon ik vaker terug te komen, met de fiets van station Beverwijk naar het strand, de route die ik vroeger ook nam. Deze gemeente heeft de interessante combinatie van staalfabriek, strand, en een revalidatiecentrum, waar mensen komen herstellen. Mijn fantasie werd er erg door geprikkeld. Mijn eerste plan was over het revalidatiecentrum te schrijven, maar gaandeweg merkte ik dat het centrum een metafoor was voor iets anders. Ik wilde schrijven over mijn jeugd, over mijn eigen verbinding met deze plek. Bovendien merkte ik dat de mensen in dat revalidatiecentrum het echt moeilijk hadden. Dat kon niet het decor voor mijn fantasie worden. Het is dan wel een plek van veerkracht, maar ook van trauma’s – trauma’s die niet van mij zijn. Het voelde niet gepast om daarover te schrijven. Dus ontstond er een personage, een versie van Nadia die nooit uit Beverwijk is weggegaan, die niet de literatuur heeft ontdekt, maar die hier is gebleven.”

Blijkbaar is Schelvis de familienaam van je vader?

“Klopt. Mijn vader heeft me niet erkend, daarom heb ik de naam van mijn moeder. Dat was nog een reden om dit boek te schrijven: ik wilde dichter bij mijn vader komen, bij zijn familie die altijd hier heeft gewoond, al generaties lang. Daarom noemde ik het personage Schelvis. Het begon als een stand-in, ik dacht: ik verander die naam later nog wel. Ik hou niet van expliciet autobiografische fictie – als je romans schrijft, moet je een eigen wereld bouwen en niet zomaar een replica van de werkelijkheid op papier zetten. Maar ik bleef toch bij die naam Schelvis hangen. Die moest erin.”

Wil je de boekennieuwsbrief ontvangen?

Schrijf je in voor deze nieuwsbrief en ontvang elke week het nieuwste aanbod boekentips, boeiende verhalen en toonaangevende stemmen.

Door je in te schrijven voor deze nieuwsbrief zijn de

privacyverklaring

en de

gebruiksvoorwaarden

van toepassing.

Hebben je ouders het boek gelezen?

“Ja. Mijn vader wist niet goed wat hij moest met de eindscène, waarin een schelviskop door een meeuw wordt aangevallen. Ik denk dat hij er vooral destructie in zag, maar voor mij is het net een heel optimistische en hoopvolle scène. Zo bedoelde ik hem: als het herwinnen van kracht. Verder vindt hij het wel leuk. Niemand in mijn familie schrijft of is kunstenaar, dus dit is bijzonder.”

“Mijn moeder vindt het geweldig. Ze leest niet veel, dus vindt ze het wel moeilijk om een ik-verteller niet als een vertaling van mij te zien – zij herkent natuurlijk mijn jeugdvrienden en gebeurtenissen in wat ze leest. Maar dit boek is zodanig over the top dat ze me niet gelijkstelt met Schelvis.”

“Voor Kleinzeer uitkwam, ben ik met mijn moeder in een pannenkoekenhuis gaan zitten om de drukproef samen door te nemen. In dat boek reflecteer ik op jeugdherinneringen en ik wilde bij haar verifiëren of zij ze zich ook zo herinnerde. Omdat het non-fictie was, en qua onderwerp best delicaat, wilde ik daarin geen verzinsels. Ze vond het toen heftig, maar ook mooi. Ze is vooral heel blij dat ik dit werk kan doen, want ze weet hoe belangrijk het voor me is. Ik roep al heel lang: ik wil schrijven! Ik wil schrijven! Dat leek lang onrealistisch, maar nu gebeurt het echt.”

Het zorgt dus niet voor verwijdering?

“Gelukkig niet. Integendeel, ze komt juist weer dichterbij. Omdat ik aan mijn moeder kan laten zien: zo verwerk ik de wereld. Ze leert me op een nieuwe manier kennen.”

Overgave op commando begon als een ‘wat als’-scenario: wat als ik nooit uit Beverwijk was weggegaan? Hoe sloop Die Blechtrommel, die je een inspiratiebron noemt, deze roman binnen?

Die Blechtrommel (De blikken trommel) van Günter Grass is een van de boeken op die lijst met veertig romans die je gelezen moet hebben, dus die las ik als tiener. Veel van die boeken vond ik uitdagend om te lezen, ik moest mijn best doen om ze te begrijpen. Van Die Blechtrommel herinner ik me een afstotelijke scène met een vat vol palingen onder de rok van een vrouw. Ik begreep niet helemaal wat er aan de hand was, maar ik voelde: er gebeurt iets smerigs seksueels met die palingen, iets pervers. Dat is me altijd bijgebleven, het levende en perverse van die vissen. Dat wilde ik ook. Dus schreef ik mijn eigen Blechtrommel-moment waarbij een vieze schelviskop uit het vuilnis uit elkaar wordt getrokken door een meeuwenbek.”

© Sanne De Wilde

Je werd ook beïnvloed door Charles Dickens.

“De staalfabriek is in Beverwijk heel aanwezig. In het boek speelt hij geen grote rol, maar hij vormt wel het decor. Ik vroeg me af hoe ik dat kon verbeelden in taal. Zo kwam ik bij Dickens uit en de taal van de industriële revolutie, een beetje archaïsch en formeel. Zo sloop de fabriek binnen in de taal van Schelvis.”

“Ik vond het fijn om Schelvis, een arbeidersklassepersonage zonder literaire opleiding, juist zo’n statig en kleurrijk taalgebruik te geven. Ook als een vorm van vergelding. Er wordt vaak neergekeken op mensen zonder opleiding, ze zouden dom zijn.”

Veerkracht

Hoewel de roman leest als een tijdloos sprookje, fileert De Vries ook haarscherp onze tijd. Ze plaatst de haves tegenover de havenots, een tegenstelling die een triest maar hilarisch hoogtepunt bereikt wanneer Schelvis terechtkomt in een kraakpand bij bohemiens, “principiële mensen” voor wie het zwaarste moment van hun leven het begraven van hun huisdier was. Ze zijn “kunstenaar”, maar verkopen hun werk niet, want ze willen niet meedraaien in het duivelse kapitalistische systeem. Op een of andere manier is er toch altijd geld voor hun vegan gebakjes, dure olijven en natuurwijn.

Wanneer die bohemiens ontdekken dat Schelvis in een paardenslachthuis werkt, keren ze zich gewelddadig tegen onze held. “Alles wat je ons ooit hebt gegeven is met bloed betaald!”, klinkt het. “Mensen die zich vrijwillig onderwerpen aan een gewelddadig, kapitalistisch regime (…) zouden moeten uitsterven.” Hun empathie voor dieren blijkt groter dan die voor mensen die wél moeten werken voor hun geld. Morele verontwaardiging is het privilege van de happy few, maakt De Vries pijnlijk duidelijk, terwijl ze de lezer een spiegel voorhoudt.

“Toen ik naar Amsterdam verhuisde, hing ik rond in de punkscene en ging ik naar voormalige kraakpanden. Ik was een tijdje barvrouw op een plek waar veel kleurrijke, interessante mensen en kunstenaars kwamen. Toen merkte ik dat veel van die mensen nooit hoefden te werken. Bleek dat hun vader makelaar was en een paar panden had. Ze waren tégen het establishment, maar ze lééfden van het establishment. Het was allemaal slechts pose.”

“Ik kwam ook macho’s tegen die zich feministisch en antiracistisch voordeden, maar als er een vrouw langsliep die zij niet aantrekkelijk vonden, slingerden ze haar beledigingen naar het hoofd. Het maakte me boos en cynisch dat er zelfs daar zo veel haat was.”

© Sanne De Wilde

Ook op de arbeidersklasse hoorde je wel eens commentaar uit zogenaamd progressieve hoek.

“Een hoop mensen kennen mijn achtergrond niet. Ik ben inmiddels gepromoveerd, ik schrijf boeken, kom op de juiste plekken. Soms hoor ik inderdaad denigrerende opmerkingen als ‘Ma Flodder’ over bepaalde mensen. Die hypocrisie wil ik doorprikken in het boek: je vindt jezelf heel links progressief, maar als iemand arm is of niet praat zoals jij mooi vindt, dan schaam je je er niet voor om dat te zeggen. Je hebt niet het besef dat dat ook een vorm van uitsluiting is.”

“Wat me ook kwetst, is de visie op de staalfabriek. Veel Amsterdamse vrienden zijn voor Extinction Rebellion, wat ik snap. Maar de fabriek is heel belangrijk geweest voor de streek rond Beverwijk, dat mag je niet vergeten. Je had hier de Atlantikwall, tijdens de Tweede Wereldoorlog waren er geregeld razzia’s. Jongemannen werden routineus door de Duitsers opgepakt en in werkkampen gestopt. Na de oorlog vroeg men zich af: hoe gaan we al die mannen er weer bovenop helpen? De fabriek was het antwoord, er werd veel geïnvesteerd in de lokale industrie. Ook mijn grootvader, die in een kamp heeft gezeten, heeft er gewerkt. Deze plek was belangrijk voor de wederopbouw en zorgt nog steeds voor werkgelegenheid. Dus vind ik het een beetje te naïef en kortzichtig om te zeggen: het is vervuilend. Natuurlijk zouden we allemaal het liefst op een hei wonen en bessen eten, maar zo werkt het niet. Mensen willen in auto’s rijden, ze willen blikjes frisdrank drinken, dus dat moet allemaal érgens vandaan komen. Bovendien: als het in Bangladesh vervaardigd wordt, dan kraai je er niet naar, maar als het op je Nederlandse strand gebeurt wél. Tja.”

In het boek zit extreem geweld, en toch hou je het lichtvoetig en geestig. Hoe kreeg je dat voor elkaar?

“Door de personages niet te laten zwelgen, denk ik. Ik beschrijf het gewoon zoals het is, en dan ga ik verder. Zo gaat het in het leven: er gebeurt iets ergs, en je gaat verder. Je wil misschien niet, maar je móét. Ik ben zelf vrij veerkrachtig, en dat wil ik mijn personages ook meegeven.”

“Vaak hebben mensen het idee: als je een moeilijke jeugd hebt gehad, of je hebt weinig kansen gekregen, dan zal je wel heel ongelukkig zijn. Neen. Dat klopt niet. Ik wilde juist een heel stuiterend, optimistisch personage: oh, dit gebeurt, hop, we gaan gewoon weer door.”

Heel Nederlands.

“Ook heel Beverwijks. Het is bijna een protestantse acceptatie van de dingen die je niet kan veranderen.”

In Overgave op commando klinkt dat zo: “Het was een prachtige dag. De taxi’s op de autoweg zongen hun brute aria van remmen en optrekken, de draden boven de trams knetterden als doodstraffen. Niet de mijne: ik leefde!”

Joyriden

We lopen op de pier en langs de zee, sterke wind in de haren. Hier voel je ook dat je leeft. In het water gaan doen we niet, Nadia de Vries kan niet zwemmen. Dat heeft veel te maken met de ziekte die bij haar ontdekt werd toen ze kind was. “Ik had geen toekomst, ik hoefde dus niet te leren zwemmen als ik daar geen zin in had.”

Haar testament lag klaar, maar op haar veertiende werd ze tegen alle verwachtingen in genezen verklaard. Ineens had ze wél een toekomst, en kregen mensen verwachtingen van haar. Haar identiteit als patiënt lag aan duigen. Een jaar later ondernam ze haar eerste zelfmoordpoging. In Kleinzeer schreef ze: “Mijn lijk zou mooi en jong zijn en iedereen zou huilen, en ik zou nooit mijn examens hoeven maken, of mijn rijbewijs halen.” De Vries romantiseerde de dood. Maar daar kwam plots een einde aan.

“Op de plek waar je de gemeente Beverwijk binnenrijdt, daar bij die hagen, is een voormalig klasgenootje van mij verongelukt door joyriden. Dat heeft veel indruk op mij gemaakt, omdat ik in die tijd kampte met depressie en suïcidale gedachten. Hij was jong, net achttien, en een heel extraverte, charismatische jongen, dus iedereen kende hem. Zijn dood was voor mij een wake-upcall. Ik besefte: hij is nu écht weg. Ik zag zijn vrienden huilend over straat lopen, ik zag: dít is dus wat gebeurt als een jongen doodgaat.”

Minder romantisch dan je dacht.

“Ja. In mijn hoofd zag de dood er lang uit als een soort opheliaanse suïcide. Zijn dood veranderde dat. Op de plek waar hij overleed, is een monumentje met zijn foto uit 2008, hij zal nooit ouder worden.”

Er ware periodes in je leven waarin je geen toekomst zag voor jezelf. Waar haalde je dan toch de kracht vandaan om ervoor te kiezen om schrijver te worden?

“In het eerste middelbaar moesten we voor Nederlands een sprookje schrijven. Een paar klasgenoten hadden iets van het internet geplukt, en de docent Nederlands las alle verhalen waarbij hij plagiaat vermoedde luidop voor, als een publieke vernedering. Mijn verhaal werd voorgelezen. Ik werd uitgelachen door mijn klasgenoten, maar ik wist: ik heb dit echt zelf geschreven. Ik voelde me een superheld; de docent vond mijn verhaal zo goed dat hij niet geloofde dat een kind van twaalf het geschreven had. Dat was zo’n krachtig moment. Sindsdien heb ik nooit meer onzekerheid over mijn schrijven gevoeld.”

Sommige van je Amsterdamse vrienden groeiden op met het idee dat alles mogelijk was. Bij jou leek het wel omgekeerd. In Beverwijk had je twee opties in het leven: de fabriek of het distributiecentrum.

“Ja, maar net daarom ben ik zo optimistisch, zoals Schelvis. Ik denk: het is gelukt, ik ben schrijver. Het is al prachtig, alles wat er nu nog komt, is gewoon extra. Ik heb vrienden en collega’s die boos worden als ze een nominatie of een uitnodiging niet krijgen, soms tot tranen toe. Volwassen mensen die met hun voeten gaan stampen: waarom win ik de Libris niet? (lacht) Dan denk ik: natuurlijk ben je teleurgesteld, maar je mag boeken uitgeven, dat is het mooiste wat er is.”

© Sanne De Wilde

Het is tijd om foto’s te maken, daarvoor moet de tas van De Vries even aan de kant. Die weegt opvallend veel. “Het is mijn Mary Poppins-tas”, zegt ze terwijl ze demonstreert wat er allemaal in het kleine lederen ding past: een handdoek en Versace-zonnebril met medusahoofd. “Die wilde ik absoluut. Mijn vader noemde mijn moeder altijd Medusa, om haar te vernederen, dus die term wilde ik claimen.” Maar ook een tandenborstel, pleisters, Ibuprofen, vochtige doekjes – “ik heb vriendinnen met kinderen”. En genoeg maandverband voor een heel jaar. “Als er iets gebeurt, heb ik alles bij me.” Het mag duidelijk zijn: De Vries neemt haar lot zelf in handen.

Wie vragen heeft over zelfdoding, kan 24/7 terecht op het telefoonnummer 1813 of op zelfmoord1813.be